Henri Dunantstraat 3
6419PB Heerlen
0900 777 4 777
servicebureau@sevagram.nl
Sevagram
Ik heb die schoenen nog lang gedragen...
“Ik kom uit een gezin van 12 personen: vader, moeder en 10 kinderen.
Dat Vaals niemandsland was, weet ik nog precies. Er zijn in die periode namelijk mensen van Vaals bij ons in huis geweest. Het waren twee families die op d’r Hügel (de Heuvel) woonden: de familie Huis en de familie Wiertz. Mijn broer is later met een dochter van de familie Huis getrouwd. Hoelang ze precies gebleven zijn, kan ik me niet meer herinneren. In elk geval langer dan een week.
Wij hadden thuis een boerderij en een grote moestuin. Ook hadden we vee dat we zelf slachtten. Dat deed Rademaekers van Hilleshagen. Die slachtte toen nog met een bijl. Later werd dat verboden. Toen moest het dier gedood worden met een kogel. Desondanks had moeder moeite genoeg om ’s avonds voor iedereen voldoende eten te hebben.
Als de sirenes loeiden, liepen wij naar de nabijgelegen schuilkelder bij de cementfabriek. Daar kwamen meer mensen uit Melleschet naar toe. Er werden daar geen spelletjes gedaan, ook niet door de kinderen. Die laatsten moesten zich vooral stilhouden. Ze waren zo bang dat dit geen probleem was.
Die angst was terecht want zo’n 50 meter van ons huis is een bom neergekomen die gelukkig geen schade heeft aangericht.
In de laatste dagen voor de bevrijding zijn een oom en zijn dochter, die op het Drielandenpunt in Vaals woonden, bij het verlaten van de schuilkelder getroffen door ontploffende granaten. Mijn ouders zijn wel naar hun begrafenis kunnen gaan.
De eerste Amerikanen die ik heb gezien, kwamen vanuit Mechelen over de Hilleshagerweg. Jongens die met hen meeliepen, hadden gezien dat ze op de Gülkoelenweg vijf Duitse soldaten hadden doodgeschoten, die zich tegen de Amerikanen te weer stelden.
Toen Aken werd gebombardeerd, ging mijn oudste broer bij ons op de berg kijken. Daar kon je de schijnwerpers van de Duitsers en de ‘kerstbomen’ van de Amerikanen goed zien. Die laatste gebruikten de geallieerde piloten om zich te oriënteren. De schijnwerpers van de Duitsers moesten de vliegtuigen opsporen.
In het weiland van Kreuel in Melleschet stond een Duits afweergeschut.
Op de berg hoorde je de granaatscherven door de bomen fluiten. De volgende dag gingen wij die scherven dan zoeken. Als je er één gevonden had, dacht je iets geweldigs te hebben gevonden en was je dolblij.
Aan het einde van de oorlog kwam er nog een Duitser uit het klooster van Mamelis waar ze gelogeerd hadden, die bij à Gen Boom op Amerikanen stuitte. Die bevalen hem te blijven staan. Dat heeft hij niet gedaan waarop een Amerikaan hem in een been schoot. Omdat hij gewond was, werden zijn schoenen uitgedaan. Die heeft mijn broer gekregen die was gaan kijken. Ik heb die schoenen nog lang gedragen.
De Amerikanen hebben in Vijlen onder andere in het gebouw van de Lagere School gelegen. Daarom hadden wij een aantal weken vrij.
Als wij ’s nachts, tegen een uur of vijf, weer eens de schuilkelder verlieten, dan zagen we dat de Amerikaanse soldaten zelf gewoon buiten in hun slaapzak lagen te slapen. Die waren niet bang.
Er waren niet veel zware Amerikaanse voertuigen in Melleschet/Vijlen. De meeste gingen via de grote weg naar Mamelis. Wel waren er vrachtwagens met veldkeukens. Daar kreeg je altijd iets te eten. Ik herinner me de knabbe (grote brokken) chocolade. Wel lekker als je dat lange tijd niet had gehad.
0900 777 4 777